Zorgvuldig graafwerk is meer dan alleen grondroeren. Het begint bij de graafopdracht. Die moet goed voorbereid en uitgevoerd worden. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI, voorheen Agentschap Telecom) houdt daar toezicht op. En daarvoor hanteren we de CROW 500. Lees hier meer over hoe de RDI rekening houdt met een zorgvuldig graafproces.
De CROW 500 beschrijft wat er in elke fase van het graafproces gedaan moet worden om zorgvuldig te graven. Er zijn vijf fasen: initiatief, onderzoek, ontwerp, werkvoorbereiding en uitvoering. De opdrachtgever en de grondroerder hebben in iedere fase een belangrijke rol.
De opdrachtgever is wettelijk verplicht om aan de grondroerder voldoende tijd en geld te geven om de graafwerkzaamheden zorgvuldig uit te kunnen voeren.
De opdrachtgever is verplicht om voorafgaand aan de daadwerkelijke graafopdracht een risico-inventarisatie uit te voeren. Op basis van actuele informatie van de ondergrond moet hij nagaan of er risico’s op graafschade zijn voor de bestaande infrastructuur als de voorgenomen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Voor de geïnventariseerde risico’s wordt de exacte ligging van de bestaande infrastructuur bepaald.
Een risico wordt onder andere bepaald door:
De opdrachtgever is verplicht om op basis van de risico-inventarisatie per risico aan te geven welke maatregelen de grondroerder moet nemen om graafschade te voorkomen. Dit is het maatregelenplan. De opdrachtgever maakt dit plan en levert het aan de grondroerder aan. Het maatregelenplan helpt de grondroerder in zijn voorbereidingen op het uitvoeren van de graafwerkzaamheden. Als er geen maatregelenplan is dan kan de grondroerder niet aan het werk.
De opdrachtgever is verplicht te zorgen voor een maatregelenplan. Hij kan de grondroerder vragen om het plan te maken maar dat moet wel vooraf duidelijk zijn afgesproken. En evengoed geldt dat de opdrachtgever verantwoordelijk blijft voor de inhoud en kwaliteit van het plan. Het maatregelenplan is onderdeel van de CROW 500.
Voor aanvang van de graafwerkzaamheden doet de grondroerder altijd een graafmelding. En hij maakt een werkinstructie op basis van het maatregelenplan. In de werkinstructie staat wat er moet gebeuren, hoe, door wie en op welk moment.
De voorman/uitvoerder die leiding geeft aan de graafwerkzaamheden moet de werkinstructies volledig kennen. Zodra er nieuw, vervangend of ingehuurd personeel wordt ingezet, moeten ook zij worden geïnstrueerd. Als er na de startwerkbespreking nog onduidelijkheden zijn, niet starten met de uitvoering.
Het uitvoerend personeel is de laatste schakel in de keten van een graafproces. Zij kunnen via de dagelijkse LMRA in belangrijke mate borgen dat de grondroerder de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze verricht. Daarom dienen ze in de uitvoeringsfase dagelijks voor aanvang van de graafwerkzaamheden minimaal het volgende te weten:
Om de aandacht voor zorgvuldig grondroeren te behouden tijdens de uitvoering dient de grondroerder zeer frequent de kennis van de werkinstructie en de LMRA bij het uitvoerend personeel te toetsen. Aanvullend kan regelmatig een toolboxmeeting over het voorkomen van schade door grondroeren worden gehouden.
> Ontdek meer over voor wie de CROW 500 relevant is.
Graag wijst de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur nog op het volgende:
Samen met de deelnemers van het Kabel en Leidingoverleg (KLO) is de nodige informatie ontwikkeld ten aanzien van ‘veilig graven’. Speciale aandacht vragen wij daarbij voor de webinars waarbij mensen uit de praktijk (uw collega’s) de vijf belangrijkste onderwerpen van de CROW 500 behandelen. Zie daarvoor: webinar terugkijken van KLO.
Stel hier jouw vraag over grondroeren, dan beantwoorden wij jou deze persoonlijk zo snel mogelijk!